Prinsjesdag 2024
Op Prinsjesdag presenteerde het kabinet Schoof het Belastingplan 2025, waarin veel relevante voorgenomen maatregelen voor het bedrijfsleven en werkgevers staan. De derde belastingschijf keert terug, de heffingskortingen worden aangepast, het groepsbegrip voor bronbelasting verandert en de 30%-regeling blijft in aangepaste vorm bestaan. Voordat de plannen definitief worden, moeten ze nog door het Parlement. We lichten alvast de belangrijkste voorstellen toe. Benieuwd wat dit voor jouw organisatie betekent? Neem dan contact op met je Crowe Peak adviseur.
Terugkeer derde belastingschijf
In het Belastingplan 2025 keert de derde belastingschijf terug in de inkomstenbelasting. De eerste schijf heeft een tarief van 35,82%, gevolgd door de tweede schijf van 37,48%, terwijl het toptarief van 49,50% blijft gelden voor de hoogste inkomens boven €76.817 per jaar. De herinvoering van de derde schijf biedt ruimte voor een meer gedifferentieerde belastingstructuur en heeft tot doel een lastenverlichting voor de lagere inkomensgroepen te bewerkstelligen. Voor werkgevers is dit van belang omdat de inkomensverdeling binnen organisaties hierdoor direct geraakt kan worden.
Aanpassing en mogelijke afschaffing heffingskortingen
In het Belastingplan 2025 worden ook de heffingskortingen aangepast. Dit betreffen de algemene heffingskorting, arbeidskorting, inkomensafhankelijke combinatiekorting en de ouderenkorting. De wijzigingen zijn voornamelijk gericht op het stimuleren van arbeidsparticipatie en het verlichten van de belastingdruk op lagere inkomens. Voor bedrijven betekent dit dat werknemers met lagere inkomens netto meer overhouden, wat de loonkosten minder zwaar maakt. Tegelijkertijd kunnen hogere inkomens minder profiteren van de kortingen, wat mogelijk gevolgen heeft voor de totale beloningspakketten. Werkgevers zullen hierdoor goed moeten letten op hun loonbeleid en de netto-inkomens van hun medewerkers.
Aanpassing kwijtscheldingswinstvrijstelling
De door het kabinet voorgestelde aanpassing van de kwijtscheldingswinstvrijstelling moet fiscale belemmeringen bij bedrijfssaneringen wegnemen. Momenteel is de vrijval van schulden belast, tenzij aan specifieke voorwaarden wordt voldaan. Echter, bij bedrijven met te verrekenen verliezen boven €1.000.000,- kan de vrijstelling bij een vrijval van schulden boven deze drempel slechts beperkt worden toegepast. Dit kan leiden tot een onverwachte belastingdruk en kan problemen veroorzaken bij saneringen. De nieuwe regeling zou ervoor zorgen dat de kwijtscheldingswinst volledig wordt vrijgesteld, ongeacht de omvang van de verliezen, waardoor bedrijven meer ademruimte krijgen tijdens financiële herstructureringen.
“Een technische aanpassing die voor bijvoorbeeld de insolventiepraktijk een belangrijke oplossing biedt!”- Hans Missaar, Partner Tax & Legal
Verruiming earning stripping
In de nieuwe plannen van het kabinet wordt het percentage van de earningsstrippingmaatregel verhoogd van 20% naar 25%. Dit wordt gedaan om het Nederlandse beleid beter af te stemmen op het Europese gemiddelde en om het vestigingsklimaat te verbeteren.
Daarnaast wordt een antifragmentatiemaatregel voorgesteld om te voorkomen dat belastingplichtigen hun activa splitsen over meerdere vennootschappen om zo meerdere keren gebruik te maken van de renteaftrek. Voor vastgoedentiteiten wordt de drempel van €1.000.000,- niet toegepast bij het bepalen van de fiscale winst, waardoor rentelasten eerder worden beperkt en belastingoptimalisatie via splitsing wordt tegengegaan.
“Voor vastgoedbedrijven die vastgoed verhuren aan derden heeft deze maatregel grote gevolgen voor de hoogte van de fiscale aftrekbare rentelasten. De regel leidt tot een hogere belastingdruk”. – Hans Missaar, Partner Tax & Legal
Verplichte inhoudingsvrijstelling
Momenteel kunnen bedrijven ervoor kiezen om in deelnemingssituaties de inhoudingsvrijstelling toe te passen. In het Belastingplan 2025 wordt voorgesteld om deze inhoudingsvrijstelling verplicht te maken, om zo te voorkomen dat de aandeelhouder als ontvanger van het dividend afhankelijk is van de keuze van de inhoudingsplichtige die het dividend betaalt. Als dit plan doorgang vindt, kunnen aandeelhouders in het vervolg ook bezwaar maken tegen de inhouding, wanneer de inhoudingsvrijstelling ten onrechte niet is toegepast.
Nieuw groepsbegrip in het kader van de bronbelasting
Sinds 2021 kent Nederland een bronbelasting op rente- en royaltybetalingen aan gelieerde bedrijven in landen met lage belastingen. Vanaf 2024 vallen ook dividenden onder deze belasting. Voorheen werd gekeken naar “samenwerkende groepen” om te bepalen of er sprake was van een kwalificerend belang. Dit blijkt niet goed te passen bij de bedoeling van de belasting, vooral bij investeringen via buitenlandse samenwerkingsverbanden. Daarom wordt het begrip “kwalificerende eenheid” geïntroduceerd. Dit nieuwe begrip richt zich op groepen die samen handelen om bronbelasting te vermijden. Met de wijziging worden vooral structuren aangepakt die zijn opgezet om belasting te ontwijken.
Verlaging overdrachtsbelasting voor beleggingswoningen
Kabinet Schoof stelt in het Belastingplan 2025 voor om het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningen, niet voor eigen gebruik per 1 januari 2026 te verlagen van 10,4% naar 8%. Het doel van deze verlaging is om investeringen in huurwoningen te stimuleren.
Vereenvoudigde juridische fusie
Een “technische” wijziging in de belastingwetgeving is dat deze vanaf volgend jaar zal worden aangepast op de mogelijkheid van een “vereenvoudigde juridische fusie”. Bij een dergelijke fusie, die onder het civiele recht al expliciet mogelijk is, kunnen bedrijven zich samenvoegen op een manier waarbij geen aandelen worden uitgereikt. Dit, terwijl er in het huidige fiscale stelsel wel vanuit wordt gegaan dat dit gebeurt. Door expliciet te gaan voorzien in de mogelijkheid van vereenvoudigde fusie wordt door het kabinet beoogd problemen in de praktijk en discussies achteraf te voorkomen.
“Deze wijziging lijkt klein, maar kan bedrijven aanzienlijk helpen efficiënter te herstructureren zonder belastingtechnische complicaties achteraf. Dit toont hoe de wetgeving inspeelt op de praktische behoeften van het ondernemerschap.” – Joachim Eendebak, Head of Legal
30%-regeling blijft, maar wordt 27%
Internationaal opererende werkgevers moeten zich ook voorbereiden op wijzigingen in de 30%-regeling. De eerdere versobering naar een 30-20-10%-regeling wordt teruggedraaid. Tot en met 2026 blijft de forfaitaire vergoeding van 30% van toepassing, waarna deze vanaf 2027 zal dalen naar 27%. Daarnaast worden de salariscriteria per 2027 verhoogd naar €50.436 en voor jonge werkenden met een master naar €38.338 (cijfers 2024), met jaarlijkse indexatie. Voor werknemers die vóór 2024 van de 30%-regeling gebruik maakten, blijft onder het voor hen geldende overgangsrecht het forfait 30% en het oude salariscriterium van kracht.
“Met deze aanpassing blijft het voordeel van de onbelaste vergoeding voor alle werknemers voorlopig behouden. Wel blijft de afschaffing van de partiële buitenlandse belastingplicht per 2025 in stand waardoor een grote groep werknemers met de 30%-regeling ineens inkomstenbelasting moeten gaan betalen over hun vermogen. Voor werknemers die onder het overgangsrecht vallen, is deze wijziging pas van toepassing met ingang van 2027.” – Huib van Rumpt, Partner Global Mobility Services
MKB-winstvrijstelling daalt
MKB’ers moeten rekening houden met een verlaging van de MKB-winstvrijstelling naar 12,7%. Deze aanpassing vermindert het belastingvoordeel voor kleine en middelgrote ondernemingen, wat direct invloed heeft op hun netto-inkomen en belastingaanslagen.
Aanpassing box 2 tarief voor aanmerkelijkbelanghouders
Een andere relevante ontwikkeling voor MKB’ers is dat het box 2-tarief voor aanmerkelijkbelanghouders in de tweede schijf vanaf 2025 zal worden aangepast. Voor een inkomen tot € 67.804 per jaar blijft het lage tarief van 24,5% gelden, terwijl voor de tweede schijf het tarief wordt verlaagd van 33% naar 31%.
“Door deze wijziging kan het voor aanmerkelijkbelanghouders interessant zijn om voor grotere dividenduitkeringen die de tweede schijf raken te wachten tot 2025” -Hans Missaar, partner Tax & Legal
Wijzigingen belastingfaciliteit bij opvolging voor familiebedrijven
Het Belastingplan 2025 noemt enkele veranderingen voor familiebedrijven, naast aanpassingen aan de BOR die al eerder waren gewijzigd in de wet en per 1 januari 2025 van kracht worden. De belangrijkste voorgenomen wijzigingen zijn de volgende:
- De bezitseis en voortzettingseis worden versoepeld, met een verkorting van 5 naar 3 jaar;
- De 100% vrijstelling voor ondernemingsvermogen wordt verhoogd naar €1,5 miljoen en daarboven wordt de vrijstelling verlaagd van 83% naar 75%;
- Bij schenking dient de verkrijger van een aanmerkelijk belang minimaal 21 jaar oud te zijn;
- De dienstbetrekkingseis voor de Doorschuifregeling in de inkomstenbelasting (DSR) vervalt.
Deze wijzigingen vereisen mogelijk een aanpassing van opvolgingsstrategieën.
“Het Belastingplan 2025 brengt de al eerder aangekondigde aanpassingen in de BOR en DSR tot uitdrukking. Op zichzelf geen verassingen, maar het is wel relevant om tijdig te anticiperen op de aanpassingen. Afhankelijk van de situatie is het voordeliger om of in 2024 nog te schenken of juist te wachten tot 2025.” – Hans Missaar, Partner Tax & Legal
Gerelateerde kennis
Benieuwd wat wij voor jouw organisatie kunnen betekenen?
Laten we snel kennismaken!