Transfer pricing in Nederland
De meestgestelde vragen op een rij
Voor bedrijven die transacties verrichten tussen groepsmaatschappijen is het van vitaal belang om op de hoogte te blijven van de vereisten voor transfer pricing om zo boetes te voorkomen en compliance te garanderen. Daarom volgt hieronder een overzicht van de kernvereisten omtrent transfer pricing in Nederlandse context. Direct advies van onze belastingadviseurs over dit onderwerp? Aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Nederlandse vereisten transfer pricing
Wat is transfer pricing?
Transfer pricing (verrekenprijzen) is de algemene term die verwijst naar de prijsstelling van transacties tussen verbonden partijen. Vanwege de relatie tussen groepsmaatschappijen kan het voorkomen dat er speciale voorwaarden worden gesteld bij het maken van bepaalde afspraken voor goederen of diensten. Verrekenprijzen elimineren effectief de toepassing van speciale voorwaarden met betrekking tot transacties tussen verbonden partijen en zorgen ervoor dat entiteiten als onafhankelijke partijen op een open markt transacties aangaan. Dit wordt het zakelijkheidsbeginsel (ook wel arm’s-lenght- principe) genoemd, dat groepsleden als afzonderlijke entiteiten behandelt en het mogelijk maakt om winsten (en dus belastingen) eerlijk toe te rekenen aan de relevante rechtsgebieden.
Verrekenprijzen en de Nederlandse regelgeving
Het arm’s-length-principe dat al lange tijd impliciet deel uitmaakt van de Nederlandse belastingwetgeving, werd in Nederland in 2002 gecodificeerd in artikel 8b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (“CITA“). In een regeling uit 2001 werd de relatie tussen de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen en de Nederlandse verrekenprijzen verduidelijkt. Deze regeling is geactualiseerd via Staatscourant 26874, gepubliceerd op 22nd april 2018, (“GG-26784“). GG-26874 noemde de Organisation for Economic Co-operation and Development Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations, gepubliceerd in Parijs 2017 (“OESO-richtlijnen“) een passende interpretatie en verduidelijking van het principe uit artikel 8b van de CITA. GG-26874 werd vervangen door GG-16685, gepubliceerd op 1 juli 2022, die grotendeels overeenstemt met de beginselen die zijn gepubliceerd in de versie van 2022 van de OESO-richtsnoeren.
Binnenlandse toepasbaarheid
De OESO-richtlijnen werden opgesteld met de bedoeling om de principes vast te leggen die van toepassing zijn op grensoverschrijdende prijsafspraken tussen verbonden partijen, maar artikel 8, lid 3, van de CITA vereist dat zowel nationale als grensoverschrijdende transactieafspraken met verbonden entiteiten moeten worden gedocumenteerd en gerechtvaardigd.
Download: Wat zijn de Nederlandse vereisten rond transfer pricing?
Artikel 29b-h van de CITA specificeert dat de documentatievereisten voor belastingbetalers die aan bepaalde normen voldoen, bestaan uit een lokaal dossier, een groepsdossier en relevante rapportage per land. Deze hebben we voor je samengevat in een overzichtelijke tabel. Download hem hier!
Belangrijk om te weten: als de totale geconsolideerde groepsomzet minder dan 50 miljoen euro per jaar bedraagt, hoeft er geen groepsdossier of lokaal dossier te worden opgesteld, maar is het nog steeds verplicht om verrekenprijsdocumentatie in de dossiers te hebben waaruit blijkt dat de afspraken tussen de groepsmaatschappijen voldoen aan het zakelijkheidsbeginsel.
Wat is een transfer pricing beleid en wat is het doel ervan?
Een transfer pricing beleid of een “verrekenprijsbeleid” is in Nederland, net als in veel andere rechtsgebieden, een document dat de aanpak en strategie van een onderneming schetst met betrekking tot de prijsstelling van intercompany (lokale of buitenlandse) transacties binnen haar groep. Hoewel er geen wettelijke vereisten zijn voor de inhoud van een transfer pricing beleid, richt deze documentatie zich over het algemeen op vier belangrijke aspecten:
- Welke functies worden uitgevoerd door elke entiteit die betrokken is bij de transactie;
- Welke activa worden gebruikt door elke entiteit die betrokken is bij de transactie;
- Welke risico’s worden genomen door elke entiteit die betrokken is bij de transactie; en
- Welk prijsbeleid passend/zakelijk wordt geacht (“arm’s length”) te zijn in de context van die relevante transactie, rekening houdend met de gepresenteerde feiten en omstandigheden.
Het is ook aan te raden om dit prijsbeleid en de prijsbandbreedte ervan te baseren op een actuele benchmarkstudie.
Transfer pricing en het lokale dossier
Wat houdt een lokaal dossier in en wat is het doel ervan?
Een lokaal dossier biedt inzicht in de lokale activiteiten binnen een specifiek rechtsgebied van de groep. Dit dossier kan worden opgesteld op entiteitsniveau of op nationaal niveau. Het doel van een lokaal dossier is om de activiteiten van de lokale entiteit(en) en de relevante intercompany-transacties waarbij de entiteit(en) betrokken zijn, te documenteren. Daarnaast biedt het dossier een overzicht van de strategische besluitvorming en de financiële en fiscale posities van de desbetreffende entiteit(en).
Wanneer moet een lokaal dossier worden opgesteld/ingediend?
Conform artikel 29g(4) van de Nederlandse Wet VPB 1969, is elke Nederlandse onderneming die transacties met verbonden partijen aangaat (zowel lokaal als internationaal) en een geconsolideerde groepsomzet van 50 miljoen EUR heeft, verplicht om een lokaal dossier op te stellen. Artikel 29g(1) van de VPB 1969 schrijft voor dat het lokale dossier moet worden opgesteld binnen de gestelde termijn voor het indienen van de aangifte voor de Vennootschapsbelasting. Veel adviseurs zullen de aangifte niet indienen zonder bevestiging dat het lokale dossier, indien nodig, is voltooid. Anders dan in sommige andere jurisdicties, bestaat er geen verplichting om een lokaal dossier in te dienen bij de Nederlandse Belastingdienst, tenzij hierom wordt verzocht. Indien dit wel het geval is en je organisatie de inkomstendrempel heeft bereikt, wordt het lokale dossier geacht al te zijn voltooid. Daarom geldt er over het algemeen geen uitstel buiten de normale termijn die de Nederlandse Belastingdienst hanteert voor het opsturen van documentatie.
Aan welke eisen moet het lokale dossier voldoen?
Conform paragraaf 10.1 van GG-26874, 2022, omvat de Regeling Aanvullende Documentatie-eisen Verrekenprijzen van 30 december 2015 (“DB2015/462M”) de vereisten voor de inhoud van het lokaal dossier. DB2015/462M is hoofdzakelijk gebaseerd op Bijlage II bij Hoofdstuk V van de OESO-richtlijnen. Volgens deze bijlage moeten de volgende items aanwezig zijn en behandeld worden in het lokaal dossier om het als volledig te kunnen beschouwen:
Lokale entiteit
- Een beschrijving van de managementstructuur van de lokale entiteit, een lokaal organigram, en de personen aan wie het lokale management rapporteert en het rechtsgebied/de rechtsgebieden waar deze personen hun hoofdkantoor aanhouden.
- Een gedetailleerde beschrijving van de activiteiten en de bedrijfsstrategie van de lokale entiteit, inclusief een indicatie of de lokale entiteit betrokken was bij of beïnvloed werd door bedrijfsreorganisaties of overdrachten van immateriële activa in het lopende of onmiddellijk voorbije jaar en een verklaring van de aspecten van dergelijke transacties die een invloed hadden op de lokale entiteit.
- Belangrijke concurrenten.
Gecontroleerde transacties
Verstrek voor elke materiële categorie van gecontroleerde transacties waarbij de entiteit betrokken is de volgende informatie:
- Een beschrijving van de materiële gecontroleerde transacties (bijv. inkoop van productiediensten, aankoop van goederen, levering van diensten, leningen, financiële en prestatiegaranties, licenties van immateriële activa, etc.) en de context waarin dergelijke transacties plaatsvinden.
- Het bedrag van betalingen en ontvangsten binnen de groep voor elke categorie van gecontroleerde transacties waarbij de lokale entiteit betrokken is (d.w.z. betalingen en ontvangsten voor producten, diensten, royalty’s, rente, enz.) uitgesplitst naar belastingjurisdictie van de buitenlandse betaler of ontvanger.
- Een identificatie van gelieerde ondernemingen die betrokken zijn bij elke categorie van gecontroleerde transacties, en hun onderlinge relatie.
- Kopieën van alle belangrijke intercompany overeenkomsten die zijn afgesloten door de lokale entiteit.
- Een gedetailleerde vergelijkbaarheid- en functionele analyse (voor zover deze functionele analyse informatie in het basisdossier overlapt, wordt een verwijzing naar het basisdossier voldoende geacht) van de belastingplichtige en relevante gelieerde ondernemingen met betrekking tot elke gedocumenteerde categorie van gecontroleerde transacties, inclusief eventuele wijzigingen ten opzichte van voorgaande jaren.
- Een indicatie van de meest geschikte transfer pricing-methode met betrekking tot de transactiecategorie en de redenen voor de keuze van die methode.
- Een indicatie van welke verbonden onderneming is geselecteerd als de geteste partij, indien van toepassing, en een uitleg van de redenen voor deze selectie.
- Een samenvatting van de belangrijke veronderstellingen die bij de toepassing van de transfer-pricing-methode zijn gemaakt.
- Indien relevant, een uitleg van de redenen voor het uitvoeren van een meerjarenanalyse.
- Een lijst en beschrijving van geselecteerde vergelijkbare niet-gecontroleerde transacties (intern of extern), indien van toepassing, en informatie over relevante financiële indicatoren voor onafhankelijke ondernemingen waarop een beroep is gedaan bij de transfer-pricing-analyse, inclusief een beschrijving van de methode voor het zoeken naar vergelijkbare gegevens en de bron van deze informatie.
- Een beschrijving van alle uitgevoerde vergelijkbaarheidscorrecties, en een indicatie of er correcties zijn toegepast op de resultaten van de gecontroleerde partij, de vergelijkbare niet-gecontroleerde transacties, of beide.
- Een beschrijving van de redenen voor de conclusie dat de relevante transacties werden geprijsd op een zakelijke, objectieve grondslag op basis van de toepassing van de gekozen transfer-pricing-methode.
- Een samenvatting van de financiële informatie die is gebruikt bij de toepassing van de transfer-pricing-methode.
- Een kopie van bestaande unilaterale en bilaterale/multilaterale APA’s en andere belastingrulings waarbij de lokale belastingjurisdictie geen partij is en die verband houden met de hierboven beschreven gecontroleerde transacties.
Financiële gegevens
- De jaarlijkse financiële verslagen van de lokale entiteit voor het desbetreffende belastingjaar dienen te worden verstrekt. Indien gecontroleerde jaarrekeningen beschikbaar zijn, dienen deze te worden ingediend; indien niet, dan moeten bestaande niet-gecontroleerde jaarrekeningen worden verstrekt.
- Informatie en toewijzingsschema’s moeten worden verstrekt waaruit blijkt hoe de financiële gegevens die worden gebruikt voor de toepassing van de transfer-pricing-methode aan de jaarrekeningen kunnen worden gekoppeld.
- Er moeten samenvattende schema’s worden verstrekt van relevante financiële gegevens voor vergelijkingspunten die in de analyse zijn gebruikt, alsmede de bronnen waaruit die gegevens zijn verkregen.
Het lokaal dossier dient actueel te zijn, wat betekent dat het bijgewerkte/actuele informatie bevat, inclusief eventuele bijgewerkte benchmarkstudies. Dit betekent doorgaans dat er jaarlijks een lokaal dossier moet worden opgesteld of bijgewerkt.
Transfer pricing en het groepsdossier
Wat is een groepsdossier en wat is het doel ervan?
Een groepsdossier is vergelijkbaar met een lokaal dossier in die zin dat het inzicht geeft in de activiteiten van de groep, maar het verschil is dat het groepsdossier de activiteiten van de hele groep in detail weergeeft. Het groepsdossier wordt over het algemeen opgesteld door het hoofdkantoor of de moedermaatschappij en wordt, indien vereist, ingediend door de lokale entiteit(en) van de groep. Het doel van een groepsdossier is het documenteren van verschillende aspecten met betrekking tot de activiteiten – met de nadruk op de belangrijkste transfer pricing richtlijnen – van de groepsentiteiten, een overzicht van de groepsstructuur – inclusief eventuele herstructureringen binnen de groep -, de immateriële activa die eigendom zijn van of gebruikt worden door de groep, de financieringsregelingen binnen de groep en de relevante fiscale en financiële posities binnen de groep.
Wanneer moet een groepsdossier worden opgesteld/ingediend?
Volgens Artikel 29g(4) van de Nederlandse Wet VPB 1969, moet elke Nederlandse onderneming die transacties aangaat met verbonden partijen (lokaal of buitenlands) en een geconsolideerde groepsomzet heeft van meer dan 50 miljoen EUR, een groepsdossier laten opstellen. Artikel 29g(1) van de Wet VPB 1969 vereist dat het groepsdossier wordt opgesteld binnen de termijn gesteld voor het indienen van de aangifte vennootschapsbelasting, en veel adviseurs mogen de aangifte niet indienen zonder bevestiging dat het groepsdossier, indien nodig, is voltooid. In tegenstelling tot sommige andere jurisdicties, is er in Nederland geen verplichting om een groepsdossier in te dienen bij de Belastingdienst, tenzij hierom verzocht is. In dat geval, als de inkomstendrempel is gehaald, wordt het groepsdossier geacht al te zijn voltooid en is er over het algemeen geen uitstel van betaling buiten de normale termijn die de Belastingdienst toestaat om documentatie op te sturen.
Wat zijn de eisen voor het groepsdossier in de Nederlandse wet?
Volgens paragraaf 10.1 van GG-26874, 2022, bevatten de Regeling Aanvullende Documentatie-eisen Transfer Pricing van 30 december 2015 (“DB2015/462M”) de vereisten voor de inhoud van het groepsdossier. DB2015/462M is grotendeels gebaseerd op bijlage I bij hoofdstuk V van de OESO-richtlijnen. Volgens de bijlage daarbij moeten de volgende punten in het groepsdossier aanwezig en behandeld zijn om het als volledig te kunnen beschouwen:
Organisatiestructuur
- Een organisatiestructuur dat de juridische en eigendomsstructuur van de groep en de geografische locatie van de bedrijfsonderdelen illustreert.
Beschrijving van de activiteiten van de multinationale groep
Algemene schriftelijke beschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de internationale groep, inclusief:
- Belangrijke factoren die de bedrijfswinst bepalen;
- Een beschrijving van de toeleveringsketen voor de vijf grootste producten en/of diensten van de groep naar omzet, evenals alle andere producten en/of diensten die meer dan 5% van de omzet van het concern uitmaken. De vereiste beschrijving kan de vorm aannemen van een grafiek of een diagram;
- Een lijst en korte beschrijving van belangrijke dienstverleningsovereenkomsten tussen onderdelen van het multinationale concern, met uitzondering van diensten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (O&O), inclusief een beschrijving van de capaciteiten van de belangrijkste locaties die belangrijke diensten verlenen en het transfer pricing beleid voor de toerekening van de kosten van diensten en de vaststelling van de prijzen die moeten worden betaald voor diensten binnen de groep;
- Een beschrijving van de belangrijkste geografische markten voor de producten en diensten van de groep waarnaar wordt verwezen in de tweede bullet hierboven;
- Een korte schriftelijke functionele analyse waarin de belangrijkste bijdragen aan waardecreatie door individuele entiteiten binnen de groep worden beschreven, zoals belangrijke functies, risico’s en activa;
- Een beschrijving van belangrijke bedrijfsherstructureringen, acquisities en afstotingen gedurende het boekjaar.
Immateriële vaste activa van de groep (zoals gedefinieerd in hoofdstuk VI van de OESO-richtlijnen)
- Een algemene beschrijving van de strategie van de groep voor de ontwikkeling, eigendom en exploitatie van immateriële activa, inclusief de vestigingsplaats van de belangrijkste O&O-faciliteiten en het O&O-management;
- Een lijst van immateriële activa of groepen van immateriële activa van de groep die van belang zijn voor transfer pricing doeleinden, inclusief de entiteiten die deze wettelijk in eigendom hebben;
- Een lijst van belangrijke overeenkomsten tussen geïdentificeerde gelieerde ondernemingen met betrekking tot immateriële activa, inclusief kostenbijdrageregelingen, belangrijkste onderzoeksdienstovereenkomsten en licentieovereenkomsten;
- Een algemene beschrijving van het transfer pricing beleid van de groep met betrekking tot O&O en immateriële activa;
- Een algemene beschrijving van alle belangrijke overdrachten van belangen in immateriële activa tussen gelieerde ondernemingen gedurende het betreffende boekjaar, inclusief de betrokken entiteiten, rechtsgebieden en vergoedingen.
Intercompany financiële activiteiten van de multinationale groep
- Een overzichtelijke beschrijving van hoe de groep gefinancierd wordt, inclusief belangrijke financieringsovereenkomsten met niet-verbonden kredietverstrekkers;
- Het identificeren van alle onderdelen van de groep die een centrale financieringsfunctie vervullen, inclusief het rechtsgebied waarbinnen de entiteit georganiseerd is en de locatie van de feitelijke leiding van deze entiteiten;
- Een beknopte beschrijving van het algemene transfer pricing beleid van de groep met betrekking tot financieringsovereenkomsten tussen gelieerde ondernemingen.
Financiële en fiscale posities van de groep
- De geconsolideerde jaarrekening van de groep voor het betreffende boekjaar, indien deze elders is opgesteld voor financiële verslaglegging, regelgeving, intern beheer, belastingen of andere doeleinden;
- Een overzicht en beknopte beschrijving van de bestaande unilaterale advance pricing agreements (APA’s) en andere belastingrulings van de groep met betrekking tot de toerekening van inkomsten aan jurisdicties.
Het is ook vereist dat het groepsdossier actueel is (dat wil zeggen, het bevat bijgewerkte/actuele informatie). Dit betekent over het algemeen dat er jaarlijks een groepsdossier wordt opgesteld of bijgewerkt.
Transfer pricing en country-by-country reporting (CbC)
Wat is CbC en wat is het doel ervan?
Een CbC-rapportage (“CbCR”) is vergelijkbaar met het eerder besproken groepsdossier omdat het meer inzicht geeft in de financiële verhoudingen binnen een groep. Meer in het specifiek richt de CbCR zich op de globale toewijzing van de inkomsten en betaalde belastingen van de groep, samen met bepaalde indicatoren van de locatie van economische activiteit binnen de groep. De CbCR vereist daarom ook een lijst van alle entiteiten waarvoor financiële informatie wordt gerapporteerd, inclusief de fiscale jurisdictie van oprichting, indien deze afwijkt van de fiscale jurisdictie van vestiging, evenals de aard van de belangrijkste zakelijke activiteiten die door die entiteit worden uitgevoerd. CbC komt in twee vormen voor – als een CbCR of een CbC Melding (“CbCN”). De vorm die op jouw organisatie van toepassing is, hangt af van waar deze zich bevindt in de aandelenhiërarchie (meer hierover in paragraaf hieronder). Een CbCN is vooral nuttig voor risicobeoordelingen van transfer pricing op hoog niveau en kan door belastingdiensten worden gebruikt bij de beoordeling van andere risico’s in verband met Base Erosion and Profit Shifting (“BEPS”). Houd er echter rekening mee dat een CbCR niet wordt beschouwd als een vervanging voor een gedetailleerde transfer pricing analyse en geen sluitend bewijs vormt dat de verrekenprijzen van de groep al dan niet passend zijn.
Wanneer moet je een CbC/CbCR opstellen/indienen?
Volgens artikel 29c lid 5 van de Nederlandse Wet VPB 1969 zijn CbC-rapportageverplichtingen niet van toepassing op groepsentiteiten van een multinationale groep die in het verslagjaar, onmiddellijk voorafgaand aan het jaar waarop de CbC betrekking heeft, minder dan 750 miljoen euro aan geconsolideerde groepsinkomsten hebben.
Zoals eerder vermeld, hangt het formulier dat je moet indienen af van waar je organisatie zich bevindt in de structurele hiërarchie van de groep. Als jouw entiteit de UPE is (dat wil zeggen, de entiteit die verantwoordelijk is voor de verslaglegging binnen de groep) of de SPE (dat wil zeggen, een entiteit van de groep die door de groep is aangewezen om in beginsel, als enige vervanger van de UPE, de CbCR in te dienen in het rechtsgebied van de fiscale woonplaats van die entiteit), dan moet je een CbCR opstellen en indienen. Als je geen UPE of SPE bent, dan moet je een CbCN opstellen en indienen. Artikel 29c van de Wet VPB 1969 vereist dat als je geen UPE of SPE bent, je de belastinginspecteur uiterlijk op de laatste dag van het aangiftejaar door middel van een CbCN moet informeren over de identiteit en het fiscale ingezetenschap van de rapporterende entiteit. Artikel 29c lid 1, van de Wet VPB 1969 vereist dat de CbCR binnen 12 maanden na het einde van het boekjaar wordt ingevuld en ingediend. Hulp nodig met de vraag of jouw organisatie een CbCR of CbCN moet indienen? Neem contact op.
Aan welke eisen moet de CbCR volgens de Nederlandse wet voldoen?
Volgens paragraaf 10.1 van GG-26874, 2022, worden de vereisten voor de inhoud van de CbCR beschreven in de Regeling Aanvullende Documentatie-eisen Verrekenprijzen van 30 december 2015 (“DB2015/462M”). DB2015/462M is hoofdzakelijk gebaseerd op Bijlage III bij Hoofdstuk V van de OESO-richtlijnen. Om als volledig te worden beschouwd, moet de CbCR volgens deze bijlage de volgende punten bevatten en behandelen:
Overzicht van toewijzing van inkomsten, belastingen en bedrijfsactiviteiten per belastingjurisdictie (tabel 1)
Belastingjurisdictie
In de eerste kolom van het model moet je alle belastingjurisdicties vermelden waarin de onderdelen van het multinationale concern voor belastingdoeleinden zijn gevestigd. Een belastingjurisdictie wordt omschreven als een staat of een niet-overheidsjurisdictie met fiscale autonomie. Voor alle onderdelen van het multinationale concern niet in een belastingjurisdictie zijn gevestigd, moet je een aparte regel toevoegen.
Als een onderdeel in meer dan één belastingjurisdictie is gevestigd, moet je de toepasselijke tiebreaker van het belastingverdrag gebruiken om de fiscale vestigingsplaats te bepalen. Als er geen toepasselijk belastingverdrag bestaat, moet het onderdeel worden gerapporteerd in de belastingjurisdictie van de plaats van werkelijke leiding van het onderdeel.
De plaats van werkelijke leiding is de plaats waar belangrijke bestuurlijke en commerciële beslissingen die nodig zijn voor de bedrijfsvoering van het onderdeel in wezen worden genomen. Je moet alle relevante feiten en omstandigheden onderzoeken om de plaats van werkelijke leiding te bepalen. Een onderdeel kan meer dan één plaats van werkelijke leiding hebben, maar kan te allen tijde slechts één plaats van werkelijke leiding hebben.
Inkomsten
In de drie kolommen van het sjabloon onder het kopje “Inkomsten” moet je als rapporterende multinationale onderneming de volgende informatie verstrekken: (i) het totale bedrag aan inkomsten van alle onderdelen van het multinationale concern in het desbetreffende belastinggebied uit transacties met gelieerde ondernemingen; (ii) het totale bedrag aan inkomsten van alle onderdelen van het multinationale concern in het desbetreffende belastinggebied uit transacties met onafhankelijke partijen; en (iii) de som van (i) en (ii). Onder inkomsten vallen opbrengsten uit de verkoop van voorraden en eigendommen, diensten, royalty’s, rente, premies en alle andere bedragen. Bij het bepalen van de inkomsten moet je betalingen uitsluiten die van andere onderdelen worden ontvangen en die in de belastingjurisdictie van de betaler als dividenden worden beschouwd.
Winst (verlies) voor inkomstenbelasting
In de vijfde kolom van het sjabloon moet de rapporterende multinationale onderneming (“MNO”) de totale winst (of verlies) vóór belastingen aangeven voor alle onderdelen die hun fiscale woonplaats hebben in de desbetreffende belastingjurisdictie. De winst (of het verlies) vóór belastingen moet alle uitzonderlijke baten en lasten omvatten.
Betaalde winstbelasting (op kasbasis)
In de zesde kolom van het sjabloon moet de rapporterende MNO het totale bedrag aan inkomstenbelasting vermelden dat in het desbetreffende belastingjaar is betaald door alle onderdelen die hun fiscale woonplaats hebben in de betreffende belastingjurisdictie. Tot de betaalde belastingen behoren de contante belastingen die door de binnenlandse entiteit zijn betaald aan de fiscale woonstaat en aan alle andere belastingjurisdicties. Betaalde belastingen moeten ook de bronbelastingen omvatten die door andere entiteiten (gelieerde en onafhankelijke ondernemingen) zijn betaald met betrekking tot betalingen aan de rapporterende entiteit. Als bijvoorbeeld onderneming A is gevestigd in belastingjurisdictie A en rente ontvangt in belastingjurisdictie B, moet de ingehouden belasting in belastingjurisdictie B door onderneming A worden gerapporteerd.
In de jaarrekening opgenomen winstbelasting
In de zevende kolom van het sjabloon moet de rapporterende MNO de som vermelden van de opgelopen lopende belastinglasten over de belastbare winsten of verliezen van het verslagjaar van alle onderdelen die hun fiscale woonplaats hebben in de betreffende belastingjurisdictie. De actuele belastinglast mag alleen betrekking hebben op de activiteiten in het lopende jaar en mag geen uitgestelde belastingen of voorzieningen voor onzekere belastingverplichtingen omvatten.
Gestort kapitaal
In de achtste kolom van het sjabloon moet de rapporterende MNO de som vermelden van het aangegeven vermogen van alle onderdelen die hun fiscale woonplaats hebben in het betreffende belastinggebied. Voor vaste inrichtingen moet het aangegeven vermogen worden gerapporteerd door de rechtspersoon waarvan het een vaste inrichting is, tenzij in de belastingjurisdictie van de vaste inrichting voor regelgevingsdoeleinden een specifiek vermogen is vereist.
Gecumuleerde winst
In de negende kolom van het model moet de rapporterende MNO de totale opgespaarde winsten rapporteren van alle onderdelen die aan het einde van het jaar hun fiscale woonplaats in het betreffende belastinggebied hadden. Wat vaste inrichtingen betreft, moet het opgespaarde resultaat worden gerapporteerd door de juridische entiteit waar de vaste inrichting onder valt.
Aantal personeelsleden
In de tiende kolom van het model moet de rapporterende MNO het totale aantal werknemers (in voltijdsequivalenten) vermelden van alle onderdelen die hun fiscale woonplaats in het betreffende belastinggebied hebben. Het aantal werknemers kan worden gerapporteerd aan het einde van het jaar, op basis van het gemiddelde aantal werknemers gedurende het jaar, of volgens een andere consistent toegepaste methode in alle belastingjurisdicties en van jaar tot jaar. Voor dit doel mogen onafhankelijke aannemers die deelnemen aan de reguliere bedrijfsactiviteiten van het onderdeel als werknemers worden gerapporteerd. Een redelijke afronding of benadering van het aantal werknemers is toegestaan, mits dit de relatieve verdeling van werknemers over de verschillende belastingjurisdicties niet wezenlijk verstoort. Er moeten consistente benaderingen worden toegepast van jaar tot jaar en tussen onderdelen onderling.
Materiële activa andere dan geldmiddelen of kasequivalenten
In de elfde kolom van het sjabloon moet de rapporterende MNO de totale nettoboekwaarde opgeven van de materiële vaste activa van alle onderdelen die hun fiscale woonplaats hebben in de betreffende belastingjurisdictie. Wat vaste inrichtingen betreft, dienen de activa te worden gerapporteerd met verwijzing naar het belastinggebied waar de vaste inrichting zich bevindt. Materiële vaste activa omvatten in dit verband geen geld of kasequivalenten, immateriële activa of financiële activa.
Lijst van alle groepsentiteiten van de multinationale groep die vallen onder iedere totalisatie per belastingjurisdictie (tabel 2)
Groepsentiteiten fiscaal gevestigd in de betreffende belastingjurisdictie
Voor elke belastingjurisdictie moet je een lijst verstrekken met alle onderdelen van het multinationale concern die hun fiscale woonplaats hebben in die specifieke belastingjurisdictie, samen met de naam van de juridische entiteit. Zoals eerder vermeld met betrekking tot vaste inrichtingen, dient de vaste inrichting echter te worden vermeld onder verwijzing naar het belastinggebied waarin deze zich bevindt. De juridische entiteit waarvan de vaste inrichting deel uitmaakt, moet worden vermeld (bijvoorbeeld XYZ Corp – Belastingjurisdictie A vaste inrichting).
Indien afwijkend van fiscale vestigingsplaats, de staat op grond van wiens recht de groepsentiteit is ingericht of opgericht
Je moet de naam vermelden van het belastinggebied waarbinnen de onderdelen van het multinationale bedrijf zijn georganiseerd of opgericht, als dit verschilt van het belastinggebied waar ze zijn gevestigd.
Belangrijkste bedrijfsactiviteit(en)
Als MNO dien je de aard van de belangrijkste bedrijfsactiviteit(en) van de onderdelen in het betreffende belastinggebied vast te stellen door een of meer van de toepasselijke vakjes aan te vinken.
Bedrijfsactiviteiten:
- Onderzoek en ontwikkeling
- Beheer van intellectueel eigendom
- Inkoop of aanschaf
- Productie of fabricage
- Verkoop, marketing of distributie
- Administratieve, management- of ondersteunende diensten
- Dienstverlening aan niet-gelieerde partijen
- Interne groepsfinanciering
- Gereguleerde financiële diensten
- Verzekering
- Bezit van aandelen of andere eigenvermogensinstrumenten
- Inactief
- Anders (specificeer de aard van de activiteit van de onderdelen in het gedeelte “Aanvullende Informatie”).
Aangezien de CbCR specifieke informatie betreft voor dat boekjaar, is het tevens vereist dat het opgestelde CbCR actueel is (d.w.z. bijgewerkte/actuele informatie weergeeft). Dit betekent doorgaans dat een CbCR jaarlijks wordt opgesteld of bijgewerkt.
Wat zijn de consequenties van het niet naleven van de Nederlandse wetgeving?
Indien één van de bovengenoemde dossiers of rapporten niet correct is opgesteld of niet tijdig is ingediend, loop je het risico een administratieve boete te ontvangen van tussen de € 515 en € 25.750. Twijfel je of jouw bedrijf voldoet aan de criteria voor verrekenprijsdocumentatie of aan de eisen van het Nederlandse CbCR? Neem dan gerust contact met ons op. Het team van Crowe Peak bestaat uit ervaren belastingprofessionals met expertise in transfer pricing.
Gerelateerde kennis
Benieuwd wat wij voor jouw organisatie kunnen betekenen?
Laten we snel kennismaken!