Kennisartikel 30 oktober, 2023

Jaarverslaggeving: de ins en outs voor 2023 

Jaarverslaggeving
Crowe Peak/ Kennisbank/ Kennisartikel/

Jaarverslaggeving: de ins en outs voor 2023 

In het snel evoluerende zakelijke landschap van 2023 is enig begrip van de richtlijnen voor de jaarverslaggeving van cruciaal belang voor stakeholders in grote en middelgrote bedrijven in Nederland. Ook wanneer je zelf geen financieel expert bent. De jaarrekening blijft namelijk een essentieel instrument om inzicht te vergaren in de financiële gezondheid en prestaties van een onderneming. Dit artikel geeft daarom de actuele ins en outs van de jaarverslaggeving weer, waarbij de nadruk ligt op naleving van regelgeving en transparantie bij het presenteren van informatie voor investeerders en overige belanghebbenden. Snel naar een bepaald onderwerp? Gebruik de menubalk hiernaast. 

Richtlijnen voor de jaarverslaggeving in Nederland

De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) is een organisatie die in Nederland verantwoordelijk is voor het opstellen van richtlijnen en aanbevelingen voor jaarverslaggeving. Het hoofddoel van de RJ is het creëren van een consistent en duidelijk kader voor het opstellen van jaarrekeningen en jaarverslagen, om financiële informatie begrijpelijk en vergelijkbaar te presenteren. 

De RJ ontwikkelt en publiceert Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, die de basis vormen voor financiële verslaglegging. Deze richtlijnen behandelen diverse onderwerpen, waaronder waarderingsgrondslagen, presentatie van financiële overzichten, consolidatie van financiële gegevens en andere relevante aspecten van jaarverslaggeving. Op zoek naar diepgaande informatie over consolidatie? Lees dan dit artikel.

Een van de hoofddoelen van de RJ is om de jaarverslaggeving in Nederland zoveel als mogelijk in lijn te brengen met internationale standaarden, zoals de International Financial Reporting Standards (IFRS), terwijl er rekening wordt gehouden met specifieke Nederlandse wet- en regelgeving en omstandigheden. Jaarlijks publiceert de RJ bundels met de Richtlijnen voor jaarverslaggeving. Er zijn bundels beschikbaar voor grote en middelgrote rechtspersonen en voor micro- en kleine rechtspersonen. Deze bijgewerkte bundels zijn beschikbaar in september voor het daaropvolgende boekjaar. Elke editie wordt ingeleid met een “Ten Geleide”, waarin de wijzigingen ten opzichte van de vorige editie worden uiteengezet. In dit artikel bespreken we de belangrijkste wijzigingen van de afgelopen edities. 

Vragen over welke impact de wijzigingen hebben op jouw bedrijf en verslaggeving?

Onze specialisten staan graag voor je klaar.

Neem contact op

Groottecriteria: in welke categorie valt jouw organisatie?

De groottecriteria spelen een rol bij het bepalen welke regels van toepassing zijn op de jaarrekening van een rechtspersoon. Deze criteria zijn vastgelegd in artikel 2:397 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW). De groottecriteria bestaan uit drie elementen: het balanstotaal, de netto-omzet en het gemiddeld aantal werknemers gedurende het boekjaar. Hieronder vind je de drempelwaarden voor deze criteria: 

groottecriteria

De Europese Commissie heeft op 17 oktober 2023 besloten om de drempelwaarden met 25% te verhogen. De drempelwaarden zullen als volgt worden: 

   Balanstotaal (€) Omzet (€) 
Micro-ondernemingen Huidig 350.000 700.000 
  Aangepast 450.000 900.000 
Klein  Huidig 6.000.000 12.000.000 
  Aangepast 7.500.000 15.000.000 
Middelgroot/groot Huidig 20.000.000 40.000.000 
  Aangepast 25.000.000 50.000.000 

De Nederlandse wetgever is nu aan zet om de aangepaste EC-richtlijn te gaan implementeren. De hogere drempelwaarden zullen in ieder geval voor boekjaar 2024 gaan gelden. De Nederlandse wetgever kan ook gebruik maken van de lidstaatoptie om de hogere drempelwaarden al vanaf boekjaar 2023 toe te passen. Lees hier meer over de wijzigingen in de drempelwaarden vanaf boekjaar 2022 en 2023. Het is op dit moment onduidelijk of de wetgever deze lidstaatoptie al wil gaan toepassen. 

Hier zijn enkele belangrijke aspecten met betrekking tot de toepassing van de groottecriteria:  

  • Het gaat om de cijfers van het meest recente boekjaar;  
  • Als een onderneming voor het tweede opeenvolgende jaar aan twee van de drie criteria voor een bepaalde categorie voldoet, dan is deze categorie van toepassing; 
  • De criteria worden bepaald op geconsolideerde basis, tenzij de onderneming gebruik maakt van de vrijstelling voor tussenhoudstermaatschappijen zoals opgenomen in artikel 2:408 BW. Lees hier meer over.
  • De bovenstaande criteria gelden niet voor beursgenoteerde vennootschappen en OOB’s (Organisatie van Openbaar Belang) en vennootschappen die op basis van IFRS rapporteren. Ongeacht hun werkelijke omvang vallen zij altijd in de categorie “groot”.

Balanstotaal 

Dit wordt ook wel omschreven als de “waarde van de activa volgens de balans met toelichting” aan het einde van het boekjaar. Voor dit criterium wordt de grondslag gehanteerd zoals deze in haar jaarrekening is toegelicht. Veelal zal dit op basis van verkrijgings- en vervaardigingsprijs zijn, maar dit kan ook een andere grondslag (bijvoorbeeld actuele waarde) zijn.  

Netto omzet 

Artikel 2:377 lid 6 BW omschrijft netto omzet als volgt: onder de netto-omzet wordt verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit het bedrijf van de rechtspersoon, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen”. De netto-omzet wordt berekend over het boekjaar.  

In incidentele gevallen kan een boekjaar langer of korter dan 12 maanden zijn. Bijvoorbeeld in het geval van de oprichting van een nieuwe vennootschap gedurende het boekjaar of bij wijziging van het boekjaar naar een andere balansdatum. De RJ beveelt aan om de netto-omzet in deze gevallen naar evenredigheid over 12 maanden te berekenen. Bij een verlengd boekjaar is het ook toegestaan om de netto-omzet over de laatste 12 maanden te nemen als uitgangspunt.  

Aantal medewerkers 

Het aantal werknemers wordt uitgedrukt in het gemiddeld aantal FTE’s waarmee de onderneming gedurende het boekjaar een arbeidsovereenkomst heeft (gehad).  

Belangrijkste wijzigingen in de eisen voor de jaarverslaggeving vanaf boekjaar 2022 voor middelgrote en grote ondernemingen

Richtlijn 221 Onderhanden projecten en Richtlijn 270 de winst-en-verliesrekening 

Algemeen 

De RJ heeft opgemerkt dat er in de praktijk vraag is naar extra richtlijnen met betrekking tot de manier waarop opbrengsten moeten worden verantwoord volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Bij het overwegen van hoe het beste aan deze behoefte kan worden voldaan, heeft de RJ gekeken naar de bepalingen in IFRS 15 ‘Opbrengsten uit contracten met klanten’.  

Na een grondige analyse heeft de RJ besloten dat het volledig overnemen van de IFRS 15-regels in de richtlijnen niet optimaal is, gezien de doelgroep van de richtlijnen en de daarmee gepaard gaande implementatiekosten. Daarom heeft de RJ gekozen voor specifieke aanpassingen aan de opbrengstverantwoording in de richtlijnen, aangevuld met gedetailleerde uitleg en voorbeelden.  

Overigens heeft de RJ bij de invoering van IFRS 15 in 2018 de mogelijkheid geboden dat bedrijven die de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving toepassen, er voor kunnen kiezen om IFRS 15 volledig toe te passen bij het rapporteren van opbrengsten en gerelateerde kosten. Deze mogelijkheid blijft onveranderd.  

De keuze van de RJ om de bestaande richtlijnen grotendeels te behouden en aan te vullen met specifieke begeleiding en voorbeelden, zorgt voor duidelijkheid over de exacte wijzigingen. Om de implementatie van deze wijzigingen te vereenvoudigen, kunnen de nieuwe bepalingen met betrekking tot opbrengstverwerking alleen van toepassing zijn op overeenkomsten die zijn aangegaan of gewijzigd vanaf het begin van het boekjaar waarin de veranderingen voor het eerst worden toegepast (prospectief). 

Samenvatting van de wijzigingen

jaarverslaggeving

Aanvullende toelichting op enkele kernonderdelen van deze gewijzigde Richtlijnen

Opbrengsterkenning 

Het erkennen van opbrengsten gebeurt globaal in vijf stappen:  

  1. Aangaan van en combineren van overeenkomsten; 
  2. Identificeren van prestatieverplichtingen; 
  3. Bepalen van de transactieprijs; 
  4. Toerekenen van de transactieprijs aan prestatieverplichtingen; en 
  5. Bepalen wanneer opbrengsten te verantwoorden. 

Met name het identificeren van in een verkooptransactie opgenomen prestatieverplichtingen is een nieuw en tevens complex element in RJ 270. De rechtspersoon moet vaststellen of de toegezegde goederen en diensten al dan niet afzonderlijke prestatieverplichtingen zijn.  

Prestatieverplichtingen 

Een prestatieverplichting wordt als volgt gedefinieerd:  

Een toezegging in een overeenkomst voor de levering van:  

  • Een te onderscheiden goed of dienst of een combinatie van goederen of diensten die gezamenlijk te onderscheiden zijn; of 
  • Een reeks van te onderscheiden diensten die grotendeels hetzelfde zijn.

Een toegezegd goed of toegezegde dienst is te onderscheiden als wordt voldaan aan de volgende criteria:  

  1. De afnemer kan de voordelen van de goederen of diensten zelfstandig benutten, al dan niet gezamenlijk met middelen die de afnemer heeft of kan verkrijgen; en  
  2. De toezegging om goederen of diensten te leveren is te onderscheiden van de overige opgenomen toezeggingen in een overeenkomst (zie RJ 270.109).  

In bijlage 1 bij RJ 270 zijn voorbeelden opgenomen voor het apart identificeren van prestatieverplichtingen.  

Bijzondere prestatieverplichtingen: Licenties 

Bepalend is of de licentie het verlenen van een dienst of de verkoop van een goed betreft. Hierbij wordt in aanmerking genomen of de aard van de toezegging bestaat uit:  

  1. Een recht te verlenen om gebruik te maken van het intellectuele eigendom van de rechtspersoon zoals dit bestaat op het moment waarop de licentie wordt verleend. Dat betekent dat de rechtspersoon geen kosten hoeft te maken om het intellectuele eigendom in stand te houden of te verbeteren. De opbrengsten uit de licentie worden dan verwerkt als de verkoop van een goed. De opbrengsten worden dan verwerkt op het moment dat de “verkoop” plaatsvindt.  

of:  

  1. Een recht te verlenen om toegang te hebben tot het intellectuele eigendom van de rechtspersoon zoals dit tijdens de hele duur van de licentie bestaat. Dat betekent dat de rechtspersoon kosten zal maken om het intellectuele eigendom in stand te houden of te verbeteren. De opbrengsten uit de licentie worden dan verwerkt als het verlenen van een dienst.  

De opbrengsten worden dan verwerkt gedurende de looptijd dat het gebruik door de afnemer plaatsvindt. 

Bijzondere prestatieverplichtingen: Garanties 

Een verstrekte garantie is een afzonderlijke prestatieverplichting als de garantie (of een deel van de garantie) inhoudt dat de afnemer een dienst ontvangt in aanvulling op de garantie dat het product voldoet aan de overeengekomen specificaties of de garantie moet afzonderlijk gekocht kunnen worden los van het geleverde goed.  

Een reguliere garantie die bedoeld is om de afnemer de zekerheid te bieden dat een geleverd goed aan de overeengekomen specificaties voldoet, kwalificeert niet als een afzonderlijke prestatieverplichting.  

Bepalen van de transactieprijs 

Bij het bepalen van de transactieprijs moet de onderneming rekening houden met de effecten van:  

  • Variabele vergoedingen;  
  • Belangrijke financieringscomponenten;  
  • Niet monetaire vergoedingen; en 
  • Vergoedingen aan afnemers.  

De onderneming bepaalt de omvang van een te verwerken variabele vergoeding door een beste schatting te maken. Hierbij moet worden uitgegaan van een redelijke mate van voorzichtigheid om te voorkomen dat opbrengsten worden verantwoord die later weer moeten worden teruggenomen. Aan het eind van de periode moet de schatting worden geactualiseerd.  

Als er een financieringscomponent in de verkoopovereenkomst is opgenomen, dient de transactieprijs te worden aangepast voor de tijdswaarde van geld. Een financieringscomponent mag als onbelangrijk worden beschouwd als de onderneming verwacht dat de periode tussen het moment waarop hij een toegezegd goed of een toegezegde dienst aan de afnemer overdraagt en het moment waarop de afnemer voor dat goed of die dienst betaalt maximaal een jaar is.  

Vergoedingen aan afnemers worden in mindering gebracht op de transactieprijs, tenzij de vergoeding een te onderscheiden goed of dienst is. Een voorbeeld hiervan is een verstrekte vergoeding die de afnemer verplicht een door de onderneming verkocht product op een bepaalde plaats in het schap van de winkel op te nemen.  

Wanneer worden opbrengsten verantwoord? 

Verkoop van goederen 

Bij de verkoop van goederen geldt dat indien slechts een onbelangrijk deel van de rechten op economische voordelen en de risico’s bij de onderneming is gebleven, er sprake is van een verkoop. De opbrengst wordt dan verwerkt indien ook aan de andere voorwaarden is voldaan.  

Als er sprake is van een verkoop waarbij de afnemer zijn geld terugkrijgt indien deze ontevreden is over het product, wordt de opbrengst verwerkt indien de onderneming de omvang van de retouren op betrouwbare wijze kan inschatten. Voor alle ontvangen (of te ontvangen) bedragen waarop de onderneming niet verwacht recht te zullen hebben, wordt geen opbrengsten verwerkt op moment van levering van de goederen. Deze bedragen worden dan verwerkt als terugbetalingsverplichting tegen de beste schatting.  

Verkoop van diensten 

Als het resultaat van een prestatieverplichting aangaande het verlenen van een dienst betrouwbaar kan worden geschat, wordt de opbrengst met betrekking tot die dienst verwerkt naar rato van de verrichte prestaties.  

Wijzigingen presentatie onderhanden projecten (RJ 221) 

Het is niet langer toegestaan om projectopbrengsten als wijziging in onderhanden projecten in de winst- en verliesrekening te presenteren.  

Voorheen boden de richtlijnen de mogelijkheid om het saldo van alle onderhanden projecten als een totaal in de balans te presenteren. Omdat deze presentatiewijze onvoldoende inzicht geeft in de balansposities en niet in lijn is met de algemene bepalingen ten aanzien van het salderen van balansposten is deze presentatiewijze niet langer toegestaan. Indien:  

  • het saldo van een onderhanden project een debetstand vertoont, dient het nettobedrag te worden verwerkt als een actief; en indien 
  • het saldo van een onderhanden project een creditstand vertoont, dient het nettobedrag te worden verwerkt als een verplichting. 

Alternatieve verwerkingsmethode van opbrengsten vóór beoogd gebruik van materiële vaste activa (RJ212 materiële vaste activa) 

Conform Richtlijn 212 hanteert men bij de eerste verwerking van materiele vaste activa de kostprijs van het actief. Deze kostprijs omvat de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en overige kosten om het actief geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Soms kunnen er inkomsten worden gegeneerd uit de verkoop van geproduceerd materiaal, zelfs als het actief nog niet helemaal gereed is voor het beoogde gebruik op de beoogde plaats. Bijvoorbeeld, als er monsters worden verkocht tijdens het testen van het actief. Voorheen werden dergelijke inkomsten volgens de RJ in mindering gebracht op de kostprijs van het actief.  

In RJ 212 is deze methode nog steeds toegestaan. Echter, de IASB heeft veranderingen doorgevoerd met betrekking tot deze inkomsten. Volgens IAS 16 dienen deze inkomsten nu te worden opgenomen in de winst-en verliesrekening. Als gevolg van deze aanpassing in IAS 16 heeft de RJ besloten om deze nieuwe verwerkingswijze als alternatieve optie te accepteren. De RJ staat zowel de oude als de nieuwe verwerkingsmethode toe. Bij het toepassen van de alternatieve methode dienen zowel de inkomsten als de ermee samenhangende uitgaven van verkocht materiaal dat nog niet volledig gereed is voor het beoogde gebruik en de juiste plaats, tezamen met de betreffende bedragen in de winst- en verliesrekening, vermeld te worden in de toelichting. Als gekozen wordt voor een overschakeling naar de alternatieve methode, betreft dit een stelselwijziging. Deze wordt retrospectief verwerkt vanaf het vorige boekjaar, conform de richtlijnen in RJ 140 over stelselwijzigingen.  

Vastgoedbelegging of vastgoed eigen gebruik binnen een groep 

In RJ 213.113 wordt een scenario beschreven waarin een rechtspersoon vastgoed bezit dat ter beschikking wordt gesteld aan en wordt gebruikt door de moedermaatschappij of een andere groepsmaatschappij. Dit vastgoed wordt op geconsolideerd niveau als een vastgoedbelegging, omdat et vanuit het perspectief van de hele groep voor eigen gebruik is bestemd. In de enkelvoudige jaarrekening van de rechtspersoon werd dit wel als een vastgoedbelegging aangemerkt 

De aanpassing vanaf boekjaar 2022 houdt in dat bij gebruik van de vermogensmutatiemethode het vastgoed dat wordt aangehouden door de dochtermaatschappij wordt geclassificeerd als vastgoed voor eigen gebruik. Door deze waarderingsmethode zullen er geen verschillen ontstaan tussen het eigen vermogen volgens de geconsolideerde jaarrekening en het eigen vermogen volgens de enkelvoudige jaarrekening van de moedermaatschappij. Bovendien werd in de oorspronkelijke bepaling niet specifiek ingegaan op de situatie waarin het betreffende vastgoed wordt aangehouden door de moedermaatschappij en ter beschikking wordt gesteld aan een geconsolideerde deelneming voor eigen gebruik. Voor deze situatie is nu toegevoegd dat het vastgoed in de enkelvoudige jaarrekening van de moeder ook wordt geclassificeerd als vastgoed voor eigen gebruik.  

Belangrijke wijzigingen in de eisen voor de jaarverslaggeving vanaf boekjaar 2023

Verduidelijkingen in RJ 212 inzake vervangingsinvesteringen en groot onderhoud 

In december 2021 werd RJ-Uiting 2021-14 gepubliceerd, met de titel ‘Ontwerp-alinea’s hoofdstuk 212 Materiële vaste activa’. Na het verwerken van ontvangen opmerkingen werden deze alinea’s definitief in juni 2022 via RJ-Uiting 2022-8 onder de titel ‘Alinea’s hoofdstuk 212 Materiële vaste activa’. 

Een duidelijker onderscheid tussen het vervangen van belangrijke onderdelen van een activum (vervangingsinvesteringen) en groot onderhoud is vastgelegd in alinea 212.206. Dit onderscheid is relevant omdat vervangingsinvesteringen geactiveerd en afgeschreven worden, terwijl groot onderhoud via een onderhoudsvoorziening verwerkt kan worden. In alinea 212.445 wordt benadrukt dat het maken van dit onderscheid een aanzienlijke mate van oordeelsvorming vereist van het management van de organisatie, gebaseerd op de specifieke kenmerken en omstandigheden. 

Bovendien is verhelderd dat zelfs als groot onderhoud via een onderhoudsvoorziening wordt verwerkt, een entiteit nog steeds belangrijke onderdelen van een materieel vast actief moet identificeren en apart moet activeren en afschrijven. Dit geldt ook als bij de aanschaf van het actief de onderdelen te onderscheiden zijn en verschillen in gebruiksduur of verwacht gebruikspatroon (alinea 212.418). Als een belangrijk onderdeel wordt vervangen, wordt dit beschouwd als een vervangingsinvestering die opnieuw wordt geactiveerd en afgeschreven gedurende de verwachte gebruiksduur. Het is belangrijk om te begrijpen dat vervangingsinvesteringen geen kosten van groot onderhoud zijn en daarom niet via de onderhoudsvoorziening verwerkt kunnen worden. 

Om de definitie van groot onderhoud te verduidelijken, is een definitie toegevoegd in paragraaf 212.0. Wanneer een entiteit ervoor kiest om over te stappen op de hierboven beschreven verwerkingswijze voor belangrijke onderdelen van een materieel vast actief, vervangingsinvesteringen of kosten van groot onderhoud, wordt deze aanpassing beschouwd als een stelselwijziging. De overgangsbepaling zoals opgenomen in alinea 212.809 is van toepassing in dergelijke gevallen. 

In alinea 212.443 en 212.451 is vastgelegd dat wanneer kosten voor herstel en groot onderhoud worden verwerkt via de opbouw van een voorziening, deze voorziening doorgaans gewaardeerd wordt tegen nominale waarde. Het is duidelijker gemaakt dat het opbouwen van een herstel- en onderhoudsvoorziening het karakter heeft van een egalisatievoorziening, wat waardering tegen nominale waarde logisch maakt. Alinea 212.451 geeft aan dat de opbouw van een onderhoudsvoorziening gebaseerd is op het geschatte bedrag van het onderhoud dat zich telkens voordoet tussen de groot onderhoudswerkzaamheden. Hierbij is verhelderd dat de opbouw van de voorziening per onderhoudscomponent plaatsvindt. Het principe is dat op het moment dat het groot onderhoud plaatsvindt, het volledige bedrag voor dat specifieke onderhoudscomponent al is opgebouwd. Als de werkelijke kosten van groot onderhoud hoger of lager zijn dan geschat, wordt het verschil verwerkt in de winst-en-verliesrekening 

Verwerking van BPM (Belasting op personenauto’s en motorrijtuigen) 

In RJ-Uiting 2022-1 is er een wijziging doorgevoerd in hoofdstuk 220 ‘Voorraden’, specifiek in alinea 220.303. Dit heeft te maken met de verwerking van bpm (belasting op personenauto’s en motorrijtuigen), omdat bpm niet meer als onderdeel van de netto-omzet kan worden gepresenteerd. Voor de behandeling van bpm wordt verwezen naar alinea 270.201a. 

Richtlijn 250 Voorzieningen, niet in de balans opgenomen verplichtingen en niet in de balans opgenomen activa 

In alinea 252.307 is een nieuwe aanvulling gedaan. Hierin wordt benadrukt dat bij de waardering tegen de contante waarde de schattingen van toekomstige kasstromen en de disconteringsvoet op een samenhangende manier de veronderstellingen moeten weerspiegelen met betrekking tot prijsstijgingen als gevolg van inflatie. Dit betekent dat zowel de schattingen van toekomstige kasstromen als de disconteringsvoet ofwel beide in nominale termen of beide in reële termen worden uitgedrukt. 

Richtlijn 270 De winst- en verliesrekening 

Door RJ-Uiting 2022-1 zijn er enkele wijzigingen aangebracht in hoofdstuk 270 ‘De winst-en-verliesrekening’, specifiek in alinea 270.221a. Deze aanpassingen hebben betrekking op de verwerking van bpm (belasting op personenauto’s en motorrijtuigen). Nu is er geen keuze meer, omdat het niet langer is toegestaan om bpm als onderdeel van de netto-omzet te presenteren. Dit komt doordat rechtspersonen de bpm als agent namens de overheid innen. In alinea 270.221a is ook opgenomen dat wanneer het belastbare feit voor de bpm zich voordoet vóór de levering aan de uiteindelijke koper, er een overlopende actiefpost wordt aangemaakt ter waarde van het bedrag van de verschuldigde bpm. 

Verder is een toevoeging gemaakt aan alinea 270.601 met betrekking tot toelichtingsvoorschriften. Deze passage geldt specifiek voor middelgrote rechtspersonen. Volgens artikel 2:397 lid 3 BW mogen middelgrote rechtspersonen posten in de winst-en-verliesrekening samenvoegen tot de post ‘brutobedrijfsresultaat’. Voor deze middelgrote rechtspersonen is het nu toegestaan om de toelichting bij elke belangrijke opbrengstcategorie niet in bedragen, maar in percentages van de totale opbrengsten te vermelden. Bovendien zijn middelgrote rechtspersonen vrijgesteld van het toelichten van het bedrag dat betrekking heeft op de ruil van goederen of diensten binnen belangrijke opbrengstcategorieën 

Specifieke aandachtspunten voor micro- en kleine rechtspersonen 

De bovenstaande aandachtspunten zijn in principe ook van toepassing voor micro- en kleine rechtspersonen rekening houden met de specifieke vrijstellingen die van toepassing zijn op deze rechtspersonen. Microrechtspersonen zijn vrijgesteld van de specifieke toelichtingen in de jaarrekening. Er kunnen zich echter uitzonderlijke omstandigheden voordoen waardoor het verstrekken van aanvullende gegevens vereist is, waarbij gedacht kan worden aan omstandigheden van ernstige onzekerheid over de continuïteit van de onderneming en het toepassen van liquidatiegrondslagen.  

Ontwikkelingen die op handen zijnde eisen voorspellen

Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) 

De CSRD is een Europese richtlijn die tot doel heeft de transparantie en vergelijkbaarheid van duurzaamheidsverslaggeving (of ook wel niet-financiële verslaggeving) van bedrijven binnen de Europese Unie te verbeteren. De CSRD breidt de bestaande verplichtingen voor niet-financiële rapportage uit en bevat maatregelen om bedrijven te verplichten meer gedetailleerde en gestandaardiseerde informatie te verstrekken over hun duurzaamheidsprestaties en –impact. Zo is de scope van de CSRD uitgebreid ten opzichte van haar voorganger, de NFRD (Non Financial Reporting Directive). Niet alleen beursgenoteerde bedrijven dienen nu een duurzaamheidsverslag op te stellen. De CSRD gaat ook gelden voor grote ondernemingen.

Om de kwaliteit en de vergelijkbaarheid van deze rapportages te verbeteren zijn de European Sustainability Reporting Standards (ESRS) ontwikkeld. Deze vormen de rapportagestandaard op basis waarvan ondernemingen binnen de CSRD moeten gaan rapporteren. Een van de verplichtingen binnen de CSRD is ook dat het duurzaamheidsverslag dient te worden voorzien van een assurance rapport met een beperkte mate van zekerheid. Voor grote niet-beursgenoteerde ondernemingen geldt dat zij over het boekjaar 2025 een duurzaamheidsverslag moeten gaan opstellen.

Wil je meer uitgebreide informatie over de CSRD, ESRS?

Onze specialist maakte een stappenplan voor het opstellen van een duurzaamheidsrapportage.

Ga naar het stappenplan

Crowe Peak: samenstellen, internationaal en complex advies, audit

De accountants van Crowe Peak denken graag met je mee. Zowel onze accountants in de samenstelpraktijk als onze auditors informeren graag over bovenstaande informatie. Ook wanneer je onderneming deel uitmaakt van een internationaal concern of zakendoet over de grens. Neem contact op.

Crowe peak

Benieuwd wat wij voor jouw organisatie kunnen betekenen?

Laten we snel kennismaken!

Contact